Een les over het islamitische gebedssnoer en de 99 namen van Allah.
De drie vrouwen uit het Paasverhaal vertellen een wonderlijke ervaring aan hun vriend. Hoe ga je om met iets dat je niet met je eigen ogen hebt gezien? Kun je op woorden alleen vertrouwen? En welke gevoelens komen daar dan bij kijken?
De leerlingen ontdekken dat er in het christendom en de islam op verschillende manieren gebeden wordt, maar dat er ook overeenkomsten in het bidden zijn.
Leerlingen beseffen dat mensen zich kunnen uiten door (anoniem) teksten of symbolen op muren te zetten en bedenken wat ze zelf op een muur zouden schrijven/tekenen.
Ze ontdekken dat de Klaagmuur een plaats is waar gelovigen zich dicht bij hun God voelen en daarom vrij met God kunnen praten.
‘Wat is bidden?’ en ‘Hoe bidden mensen?’ zijn de vragen, die in deze les centraal staan. Om deze vraag te beantwoorden vormen de leerlingen en de leerkracht als het ware samen een onderzoeksgroep. Het onderzoek wordt uitgevoerd met behulp van principes van theologiseren met kinderen.
Leerlingen leren dat psalmen in de Bijbel een geheel eigen genre vormen. Ze leren dat het poëzie is, het zijn gedichten die in de joodse traditie gezongen worden. De leerlingen formuleren op hun eigen manier hun gedachten bij deze plaat en psalm.
Leerlingen beseffen dat bidden niet vanzelf gaat en dat jet het kunt/moet leren. Ze nemen kennis van het gebed dat Jezus zijn leerlingen geleerd heeft, het Onze Vader.
In deze les staat de gelijkenis van de Farizeeër en de tollenaar centraal.
De leerlingen ontdekken dat aan bidden op vele manieren vorm gegeven kan worden, o.a. in woorden en zingen. Ze ontdekken waar het bij bidden werkelijk om gaat en kunnen daarvan iets verwoorden.